Vanaf 31 mag je een zaagwijf zijn

Gepubliceerd op 1 februari 2021 om 19:49

Ik zei er iets van.
Normaal gezien zou ik boos gekeken hebben, hoofdschuddend in mijn wagen zijn gestapt, en op de weg naar huis in gedachten een goed gestructureerd en wel beargumenteerd betoog hebben gevoerd over hoe onbeschoft die jongeren zich gedroegen - de typisch Vlaamse manier om met zulke situaties om te gaan: heel erg verontwaardigd zijn maar vooral niets ondernemen.

 

Ik zag dit scenario voor mijn geestesoog afspelen terwijl ik mijn boodschappen in mijn koffer laadde, mateloos geïrriteerd door de drie tieners die luidruchtig hun blikjes kapot schopten en hun afval op de grond gooiden op de parking van de supermarkt. 

Ik heb nog voor deze supermarkt gewerkt. Weliswaar niet als winkelmedewerker, maar bij mijn aanwerving bracht ik (net als al mijn toenmalige collega's) ook enkele dagen op de winkelvloer door. Daar kreeg ik hernieuwd respect voor het winkelpersoneel, dat instaat voor alles: propere gangpaden, ordelijk gevulde winkelrekken, foutloze afrekeningen, propere parkings. Ik wist dat een van die drukbezette mensen straks naar buiten zou komen voor de schoonmaak, en het afval van deze onverlaten bijeen zou moeten rapen. 

Ik besloot voor één keer niet laf te zijn. Wanneer de jongens aanstalten maakten om te vertrekken, stapte ik op hen af en droeg hen op om hun afval op te ruimen. Blijkbaar is 31 de leeftijd waarop je zonder verpinken het oude zaagwijf kan beginnen uithangen tegen jochies die maar half zo oud zijn als jezelf. Ik legde uit dat het van geen respect getuigt om afval te laten rondslingeren, en dat een hardwerkende winkelbediende dit in hun plaats zou moeten opruimen; het zou niet vanzelf naar de vuilnisbak kruipen.
Zonder op hun antwoord te wachten, ging ik mijn winkelkar wegzetten. Vanuit mijn ooghoek zag ik een van hen schaapachtig de rommel oprapen, het was de enige van de drie die me schuldbewust had aangekeken terwijl ik hen berispte. Ik glunderde een beetje, maar toen ik terugkwam, zag ik dat ze alles toch weer op de grond hadden gegooid. Groepsdruk heet dat dan waarschijnlijk - of puberale compensatiedrang voor het gebrek aan schaamharen? - vermoedelijk een combinatie van de twee. Ik zag ze nog net op hun fietsen achter het hoekje verdwijnen. 

Ik raapte dan maar zelf de blikjes en papiertjes op, dagdromend over een heldendaad waarbij ik de jongens nog zou kunnen inhalen en een van de blikjes tegen het hoofd van de arrogantste zou kunnen mikken, een sproetenkop die nog niet uit zijn babyvet was gegroeid, maar besloot voor één keer niet boos of verontwaardigd te zijn. Ik had vandaag niet één maar twee goede daden verricht, met mijn karma zat het goed. Minstens een van die jongeren zou over vijf jaar wellicht zelf in een supermarkt werken, en de rotzooi van ongemanierde pubers moeten opkuisen. Dat was genoeg, ik reed met een glimlach naar huis. Ik zei er iets van, en ik wist dat ik weer een beetje veranderd was. 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.